Scott Walker - Van Crooner tot Cult Composer
Deze keer een muzikale kennismaking met een zanger/componist die ik zeer bewonder, maar waar ik soms ook met gemengde gevoelens naar luister...
De Californische muzikant Scott Walker is één van de meer bizarre figuren in de hedendaagse rockmuziek. Al in de late jaren-50 begon hij onder zijn eigen naam Scott Engel met het maken van muziek, maar dat werd geen groot succes. Zijn geluk keerde echter toen hij John Maus en Gary Leeds tegenkwam en samen met hen The Walker Brothers oprichtte. In 1965 verhuisden de zogenaamde broers naar Groot-Brittannië, waar ze enorm succesvol werden (later ook in Amerika) met hun muziek die sterk verwant was aan die van twee andere ‘broers’, namelijk Bill Medley en Bobby Hatfield, die we natuurlijk kennen als The Righteous Brothers.
De bombastische blue-eyed soul van The Righteous Brothers (grootste hit: You’ve Lost That Loving Feeling) sprak Scott als componist/zanger van The Walker Brothers wel aan, waarschijnlijk ook omdat de gloedvolle bariton van Bill Medley qua bereik sterk overeen kwam met zijn eigen soepele stemgeluid, wat hoorbaar is in tijdloze hits als Make It Easy On Yourself en The Sun Ain’t Gonna Shine Anymore. Toen The Walker Brothers in 1967 wegens afnemend succes besloten gebroederlijk uit elkaar te gaan kreeg Scott de kans om zijn meer expressionistische zijde te gaan verkennen, wat vier briljante en (vooral in Engeland) zeer succesvolle albums opleverde. Op Scott 1 t/m 4 combineerde hij rijk gearrangeerde en gemakkelijk in het gehoor liggende croonermuziek die hij combineerde met bizarre, sombere teksten.
Lang niet alle songs op de eerste twee albums waren trouwens van hemzelf, vooral het werk van Jacques Brel was een dankbare bron. Op Scott 3 stonden echter nog maar drie Brel-covers en Scott 4 bevatte uitsluitend eigen composities die een breed scala aan genres vertegenwoordigden. Walker bleek toen al weinig boodschap te hebben aan hokjesgeest en experimenteerde er lustig op los. Dat leverde in de vroege jaren 70 vooral mislukkingen en frustraties op en in 1974 besloot Walker er voor onbepaalde tijd de brui aan te geven. Een korte reünie met zijn ‘broers’ Maus en Leeds leverde nog wel een kneiter van een hit op (No Regrets) maar daarna bleef verder succes uit. Tien jaar tandenknarsen en broeden op genoegdoening resulteerden in 1984 dan eindelijk weer in een briljant album. Maar Climate Of Hunter was een stuk moeilijker verteerbaar dan zijn eerdere werk.
Climate Of Hunter
Songstructuren waren er nog wel, maar dieper verstopt in de textuur. De typische, afstandelijke jaren-80 galmpop die hij als geraamte voor de meer uptempo songs gebruikte stond in schril contrast met de overdadige, soms dissonante arrangementen en zijn gezwollen vocale presentatie. De nadruk kwam zeer sterk op sfeer te liggen, en de teksten werden steeds vreemder. De langzamere stukken (ik kan ze met de beste wil van de wereld geen Ballads meer noemen) kregen feitelijk de eerste échte avant-gardistische trekjes binnen zijn werk. En wat ook opvalt is dat er bijzonder veel aandacht is besteed aan de geluidskwaliteit. Climate Of Hunter klinkt erg goed en dat is een belangrijke bonus omdat het een dieper inzicht verschaft in wat zich allemaal afspeelt in de muziek. Ondanks het feit dat hij zijn oude fans op hardhandige wijze vaarwel leek te zeggen en zowel muzikaal als tekstueel niet bepaald leek te mikken op nieuwe aanwas werd Climate Of Hunter goed ontvangen. Walker vierde dat met elf jaar nors stilzwijgen, waarna hij in 1995 opeens genadeloos toesloeg met Tilt, een album dat alle conventies die in zijn eerdere werk nog te vinden waren definitief achterliet.
Tilt
Het album opent met het majestueuze opus Farmer In The City, dat met zijn duistere, filmische arrangement en absurdistische tekst meteen een prachtige maar ongemakkelijke sfeer neerzet. Vanaf daar gaat het snel bergafwaarts met de toegankelijkheid, maar het klankmatige schimmenspel dat Walker met de luisteraar speelt is fascinerend. Er worden naast de gewone muziekinstrumenten allerlei gevonden voorwerpen gebruikt om klanken mee op te wekken. Omdat die lang niet allemaal worden gespecificeerd in de begeleidende documentatie kun je er een spannend raadspelletje mee spelen. Destijds wist de muziekpers zich nauwelijks een houding te geven tegenover dit album, en dat begrijp ik zeer goed. Het is briljant maar onbegrijpelijk, het klinkt als een conceptalbum maar een centraal thema lijkt te ontbreken, het is geen pop, geen rock, geen klassiek, maar een onbestemde mix van dat alles, en het vergt aanzienlijke gewenning. Maar toch; wie er de moeite voor neemt wordt na enige luisterbeurten beloond met een grote bewondering voor de gekronkelde muzikale geest van Walker. Want het wordt allemaal zeer smaakvol gebracht, de muzikanten verstaan hun vak erg goed en de opnamekwaliteit is wederom van hoog niveau. Een beklemmend hoorspel derhalve, en een bijzonder openhartig kijkje in het brein van een getroubleerde dichter.
The Drift
Na Tilt nam Walker opnieuw elf jaar de tijd om aan een opvolger te werken. In 1999 verscheen nog wel een aanzienlijk toegankelijkere en grotendeels instrumentale soundtrack voor de film Pola X van Louis Carax, maar het duurde tot 2006 voor The Drift verscheen. The Drift is in alles de overtreffende trap van Tilt en daarom duidelijk het middelste paneel in het apocalyptische drieluik dat hij na de release van Bish Bosch in 2012 bleek te scheppen. Walker begint inmiddels zorgvuldig gedoseerde trekjes van waanzin te vertonen en grijpt naar nog vreemdere middelen om zijn muzikale universum in te kleuren. Zo gebruikt hij het kletsende geluid van vuisten tegen een halve koe uit het slachthuis voor de zogenaamde ‘meat percussion’ in de track Clara. De muziek wordt ook ruiger, er is meer scheurend gitaargeweld. Daarnaast zijn er weer talloze samples van gevonden geluidsbronnen en de sfeer is broeierig, duister, industrieel zelfs, met onverwachte geluidserupties die de aandachtige luisteraar doen opschrikken. De sonore bariton van Walker heeft plaats gemaakt voor een wat hoger stemgeluid, waarin hij een heerlijk over-the-top timbre weet te leggen. Mijn dochter noemt dit ‘enge muziek’ en ik kan me voorstellen dat de sfeer je inderdaad naar de keel grijpt als je er met een reeds bezwaard gemoed naar gaat luisteren. De muziek eist op een buitengewoon dwingende wijze de aandacht. De registratie is weer van hoge kwaliteit; zeer dynamisch en breedbandig, en ik raad een redelijk hoog luistervolume op een ful-range systeem aan om de volledige impact te kunnen voelen.
Bish Bosch
De monotone, industriële dreunpercussie aan het begin van het album en het maniakale gezang van De Meester maken meteen duidelijk dat Scott Walker met Bish Bosch niet van plan is om gevangenen te maken. Dit openingsstatement dicteert onverdeelde aandacht en onderwerping, en dat heb je ook nodig om door te kunnen dringen onder het oppervlak van deze inktzwarte vijver van muziek. Na The Drift had ik gedacht dat Walker het moeilijk zou krijgen om daar overheen te gaan, maar zijn ongewoon voortvarende werkwijze - hij deed er deze keer ‘slechts’ zes jaar over om een nieuw album te maken - heeft een verzameling muziek van afschrikwekkende schoonheid opgeleverd. Het idioom is inmiddels bekend: niet van enig pathos gespeende zang, dichterlijke (lees: onbegrijpelijke) teksten, bizarre geluiden en arrangementen en lak aan alle commerciële overwegingen. Het siert het experimentele 4AD label dat ze Walker gewoon zijn Geniale Gang laten gaan, want dan is hij echt op zijn best. Het hele album klinkt als het op hol geslagen orkest van het Circus Des Doods. Er wordt meedogenloos voortgeploegd door de muzikanten, die het uiterste van zichzelf, hun instrumenten en de luisteraar verlangen. Walker is inmiddels 70 jaar oud en je zou verwachten dat hij het inmiddels wel een beetje rustiger aan zou gaan doen. Maar er kolkt blijkbaar nog van alles onder zijn oppervlak en dat moet er uit. Moet ik er trouwens nog op wijzen dat ook Bish Bosch uitstekend is opgenomen?
Ik kan me nauwelijks voorstellen dat hij er binnen nu en pakweg zes jaar nog een keer zo’n meesterwerk uit weet te persen maar ik laat me graag verrassen. Toch beschouw ik het eerder genoemde drieluik voltooid nu Bish Bosch aan mijn collectie is toegevoegd. Zware kost voor de gevorderde luisteraar, dat wel, maar wát een geniale muziek is dit toch… Luister en huiver, en vrees de toekomst!