Shabaka, Kokoroko en Ali Farka Touré
Racines Africaines
In deze muziekrecensie aandacht voor nieuwe albums van Shabaka en Kokoroko, met als klassieker een heerlijk zomers album van Ali Farka Touré.
Racines Africaines, de ondertitel van deze muziekrecensie, betekent ‘Afrikaanse wortels’. En dan dus niet het soort dat je eet, maar de wortels die je afkomst definiëren. In de zomer, wanneer de temperaturen hoog of zelfs extreem hoog zijn, luister ik graag naar Afrikaanse muziek. Niet als een soort misplaatste culturele ontwikkelingshulp, maar omdat ik Afrikaanse muziek nu eenmaal associeer met het Open Tropen Festival, dat sinds 1986 in Turnhout in België een zomers podium geeft aan warmbloedige muziek uit Zuid-Amerika, de Caraïben en uiteraard Afrika. Daar ben ik een paar keer met een goede vriend naartoe geweest en ik ben er ongeneeslijk verliefd geworden op de muzikale rijkdom van het immense Afrikaanse continent. Overigens bestaat ‘dé’ Afrikaanse Muziek niet, het is een paraplu-genre waaronder veel verschillende stijlen schuilgaan. Van de rauwe woestijnblues van de Toearegs uit het westelijk deel van de Sahara, en de lichtvoetige polyritmische psychedelica van de Juju, de muziek van de Yoruba in Nigeria, Benin en Togo, tot de Benga uit Kenia in het Oosten, en van de opzwepende Noord-Afrikaanse Raï tot de Kwela volkswijsjes uit Zuid-Afrika, die vaak worden gespeeld op goedkope, eenvoudige instrumenten. De variatie is dus groot, maar als ik twee verbindende elementen van alle Afrikaanse muziek zou moeten noemen dan was het op de eerste plaats de relaxte ondertoon die je in vrijwel alle stijlen terugvindt. Zoals het Afrikaanse openbare leven zich heeft aangepast aan de warmte heeft ook veel muziek een soort ‘take it easy’ gevoel in zich. En ten tweede het unieke gebruik van Westerse instrumenten, met name de elektrische gitaar. De stijl van spelen en de ‘toon’ die veel Afrikaanse gitaristen creëren is altijd en overal te herkennen. Helder en open, en zoals bij de Juju en de Benga altijd lichtvoetig en melodieus.
De nieuwe albums die ik in deze recensie presenteer hebben beide Afrikaanse ‘roots’, en de klassieker is één van mijn absolute favoriete ‘African Roots’ albums aller tijden. Er kan geen zomerse BBQ voorbijgaan in Huize Delissen of dat album dwarrelt wel een keer door de openstaande ramen en deuren de tuin in. Laten we hopen dat de nazomer nog even duurt, want als straks de blaadjes écht gaan vallen is het weer tijd geworden voor andere muziek.
Veel lees- en luisterplezier!
Shabaka - Afrikan Culture
Shabaka Hutchings werd in 1984 geboren in Londen, woonde vanaf zijn tweede in Birmingham en toen hij zes was verhuisde hij met zijn ouders naar hun geboorteland Barbados, het meest oostelijke eiland in de Antillen, waar een groot deel van de hedendaagse bevolking afstamt van Afrikaanse slaven. Hutchings begon zich op zijn negende op de klarinet te bekwamen door mee te spelen met hiphopplaten van Nas, Notorious BIG en Tupac. Hij verhuisde terug naar Londen om daar op het conservatorium te studeren en trad er toe tot het Tomorrow’s Warriors programma, een workshop voor muziekstudenten met Afrikaanse roots. Hier leerde hij veel van zijn toekomstige muzikale vrienden en reisgenoten uit de toen sterk opkomende Oost-Londense jazz-scene kennen. Tegenwoordig maakt hij als saxofonist, klarinettist en fluitist deel uit van de groepen Heliocentrics (funk), Shabaka and the Ancestors (avant-jazz), Sons Of Kemet (modernistische crossover jazz) en The Comet Is Coming (retro futuristische jazzrock). Afrikan Culture is zijn eerste ‘solo’ EP, waarop hij in krap 30 minuten de Afrikaanse cultuur van zijn voorouders verkent. Wie de soms weerbarstige, maar altijd opwindende en swingende muziek verwacht die hij met zijn diverse groepen maakt zal verrast zijn door de kalme, bijna bedachtzame ‘spirituele’ jazz op deze EP. De muziek zit vol onderhuidse spanning waarin de ritmes voortdurend tot uitbarsting dreigen te komen. Als hij er vette drums en percussie onder had gezet zou het zomaar een nieuw album van Shabaka and the Ancestors kunnen zijn geweest. Maar de boventoon wordt gevoerd door diverse fluiten en de mbira, een Afrikaanse duimpiano, de kora (een soort Afrikaanse harp) en klassieke harp. In Explore Inner Space, de langste en meest ‘uitbundige’ track van de EP, horen we ook even kort een elektrische gitaar en zijn er wat Jon Hassell-achtige elektronische effecten toegevoegd, maar de sfeer op dit beeldschone album is toch overwegend introspectief, puur en akoestisch. Zeer warm aanbevolen (pun not intended).
Kokoroko - Could We Be More
Kokoroko is een achtkoppige band uit Oost-Londen. Ze worden aangevoerd door trompettiste Sheila Maurice-Grey en hun muziek is een opwindende mix van Afrobeat, West-Afrikaanse Highlife, funky Jazz en spirituele Soul. Maurice-Grey richtte de band op in 2014, nadat ze in Kenia een jazz-workshop had bezocht en het was geen verrassing dat ze uit de goedgevulde vijver van de Londense jazz-opleidingen een groep van voornamelijk jonge Afrikaanse muzikanten om zich heen verzamelde. Hun ijzersterke debuut dat we hier bespreken is een gedroomde introductie van de band, die vooraleer ze de studio in ging eerst ervaring opdeed op het podium, naast grote namen als Azymuth, Pharoah Sanders en - geen verrassing - Shabaka Hutchings’ The Comet Is Coming. Officieel is Kokoroko een octet, maar op dit album spelen 13 muzikanten mee, waaronder een aantal percussionisten en zangers. Ondanks dat het een vrij grote band is, die zoals in het opzwepende nummer War Dance stevig kan uitpakken met een verrukkelijke blazerssectie en een heerlijke gitaarsolo, is de sfeer op dit album toch óók weer relaxed te noemen. Het heeft allemaal iets heel erg ‘lekkers’, een soort onderhuidse groove die je bij je kladden pakt en je niet meer loslaat. De meest representatieve track is denk ik Ewà Inú, omdat het zo’n heerlijke mix van Afrikaanse muziek en jazz is. Het heeft alles: een fijn ritme, speels gitaarwerk, een virtuoze baspartij, funky unisono blazers en fijne solo’s van Maurice-Grey op trompet en Cassie Kinoshi op saxofoon. “Could We Be More” vragen ze zich af. Laten we héél erg hopen van wel. Dit album smaakt zodanig naar méér dat ik me nu al verheug op de opvolger.
Ali Farka Touré / Ry Cooder - Talking Timbuktu
Ali Farka Touré was een uit Mali afkomstige multi-instrumentalist (maar toch vooral gitarist) en zanger die internationale faam behaalde met zijn muziek. Dat de naam van de Amerikaanse gitarist en pleitbezorger van rootsmuziek Ry Cooder op de albumhoes prijkt is omdat hij niet alleen meespeelt, maar ook de producer van dit bijzondere crossover-project is. Het is niet het eerste album dat Touré met buitenlandse muzikanten maakte, maar Talking Timbuktu is door de samenwerking met Cooder wel zijn bekendste. En volgens velen zijn mooiste. Cooder nodigde een aantal vooraanstaande muziekvrienden in de studio uit, waaronder drummer Jim Keltner en bassist John Patituchi, maar de meest bijzondere naam op de lijst van credits is toch wel blues-gitarist Clarence ‘Gatemouth’ Brown, die als oudgediende heel goed wist waar zijn voorgangers de muzikale mosterd haalden. De wortels van de Bluesmuziek, die ontstond onder Afrikaanse slaven in Amerika, liggen namelijk nét als die van Ali Farka Touré in West-Afrika. Touré wordt gezien als één van de grondleggers van wat tegenwoordig Desert Blues heet, en waar bands als Tinariwen en Mdou Moctar (die ook in onze jaarlijst van 2021 stond) nog steeds een belangrijke rol in spelen. Talking Timbuktu heeft een heerlijk lijzige sfeer, de muziek is complex en gelaagd, maar de ritmes zijn relaxed en de klank is transparant en open. Je kunt er dus heerlijk induiken. Touré, die naast gitaar ook een zessnarige banjo, de Njarka (een kleine viool gemaakt van een kalebas) en percussie speelt, zingt verdeeld over de tien tracks van het album in maar liefst elf verschillende talen.
De muziek klinkt verrukkelijk losjes, alsof de muzikanten samen in de studio zaten te jammen en alles in één keer hebben opgenomen. Dat draagt enorm bij aan het gevoel van authenticiteit. De opname heeft een relatief beperkt dynamische bereik, maar daar moeten dynamiek-fetishisten zich niet door laten afschrikken, de muziek is zó easy-going dat flink van leer trekken een aanslag op de coherentie van het album zou zijn geweest. Alles klinkt gewoon heerlijk kleurrijk. Als je het nog nooit gehoord hebt dan móét je dit album leren kennen.