Deaf Center, Supersister en Kate Bush

Albums die op zich lieten wachten
Deaf Center, Supersister en Kate Bush, twee daarvan zijn bandnamen die - in tegenstelling tot Kate Bush - niet iedereen wat zullen zeggen. Hun verse releases vormden echter de inspiratie voor het onderliggende thema - albums die op zich lieten wachten. En dan is het niet zo moeilijk om daar een geschikte klassieker bij te verzinnen. Na het uit het hart gegrepen In Memoriam voor Mark Hollis aan het begin van deze maand weer een gemengd boeketje aan genres in deze reguliere review. Het is nogal een sprong van de weidse ambient van Deaf Center naar de cerebrale Neo-Canterbury Prog van Supersister, en van daaruit is het ook een heel eind wandelen naar de verfijnde folky popmuziek van Kate Bush, maar zo lang we het over goede muziek hebben doen genres er wat mij betreft niet zoveel toe. Ik vind het meestal eigenlijk meer een beperking dan een verrijking, al dat gedoe over waar we album zus en nummer zo nu weer bij moeten indelen. Maar goed, het geeft een beetje de muzikale richting aan waarin je moet denken als je bepaalde bands of artiesten nog niet kent. En bovendien: een muziekliefhebber is ook maar een mens, nietwaar? We kunnen niet alles weten. En dat hoeft ook helemaal niet. Als we maar nieuwsgierig blijven. En ik hoop dat dat weer gelukt is. Snel naar het eerste album dus.
Deaf Center - Low Distance

Deaf Center is een Noors duo dat bestaat uit Erik K. Skodvin en Otto A. Totland. De muziek die ze als Deaf Center maken balanceert op de randen van elektronische ambient, neo-klassiek en drone, met een flinke snuif ‘gevonden geluiden’. Tot hun album Owl Splinters uit 2011 resideerden ze op het Type label, dat bekend staat om de fraaie elektronische producties die het uitbrengt. Als je de tussenliggende EP Recount en de single Movements/The Ascent (op het Berlijnse ‘boutique’ label Sonic Pieces) niet meetelt hebben ze er dus 8 jaar over gedaan om met een volwaardige opvolger te komen. Nu is acht jaar geen extreem grote hiaat, maar voor de trouwe schare fans van de band was het toch wel nagelbijten geblazen. Gelukkig stelt Low Distance niet teleur. De wat koele, nachtelijke sfeer die hun werk kenmerkt heeft de tussenliggende tijd onaangetast doorstaan. Van de vervreemdende opener A Scent tot het onversneden neo-klassieke slot Yet To Come is er in elk nummer een groot gevoel van ruimte en een chronisch gebrek aan tijdsbesef. De luisteraar wordt bij de hand genomen en zachtjes meegevoerd langs een negental muzikale vergezichten die vooral dromerig aandoen. Gelukkig weten de heren met goed gedoseerde details - zoals de knerpende accenten in het nummer Gathering en de gebroken ritmes in nummers als Red Glow en Far Between - een goed tegenwicht te geven aan de diepe pastel-ambient van nummers als Undone en Faded Earth. De opnamekwaliteit is bijzonder goed, de muzikale beleving - vooral met een goed hifi systeem of een high end hoofdtelefoon - is daarom omarmend en meeslepend. Acht jaar onderweg, maar de moeite van het wachten meer dan waard.
Luister naar Low Distance met Spotify

Of in FLAC via de browserversie van TIDAL (abonnement vereist)

Of in FLAC via de desktopversie van QOBUZ (abonnement vereist)
Supersister - Retsis Repus

Supersister was een Haagse band die in de jaren 70 furore maakte met een muziekstijl die door de prog-hipsters van die tijd gretig bij de Canterbury Scene werd ingedeeld. Die stijl van progressieve rock dankte zijn naam aan een aantal bands uit de buurt van Canterbury in Engeland, die folky progressieve rock mengden met absurdistische teksten, jolige muzikale erupties en een forse scheut moderne jazz. Vijf albums maakte Supersister, met het in 1974 onder de alternatieve bandnaam SOSS (Sweet Okay SuperSister) uitgebrachte psychedelische meesterwerk Spiral Staircase als sluitstuk. Daarna gingen de bandleden ieder huns weegs, waarbij vooral de carrière van mede-oprichter Robert Jan Stips een opmerkelijk verloop kende. Want behalve dat hij een aantal solo-albums uitbracht maakte hij lange tijd (en behoudens een korte onderbreking eigenlijk nog steeds) deel uit van The Nits, speelde hij bij The Golden Earring (op het naar Earring-maatstaven vrij progressieve album To The Hilt), en toetseneerde hij bij Sweet D’Buster en bij het helaas door de opkomende punk in de kiem gesmoorde progpop-bandje Transister.
Supersister returns
Lange tijd waren Stips en zijn oude bandmaten van Supersister nauwelijks op de hoogte van het feit dat hun albums wereldwijd gezochte collectors-items waren en dat hun naam in één adem werd genoemd met prog-legendes als Caravan, Matching Mole en vooral Soft Machine (niet toevallig overigens, aangezien Robert Jan Stips een groot fan was van die band). Een totaal onverwachte uitnodiging van het Amerikaanse festival Progfest in Los Angeles om te komen spelen bracht de originele bandleden in 2000 weer bij elkaar. Toen bleek dat na 26 jaar alle loopjes en likjes nog in de vingers zaten, en het concert in los Angeles een daverend succes werd, besloten ze de draad weer op te pakken. Er volgden twee concerten in Nederland, waarna de zomervakantie begon. In het najaar van 2001 zou de band voor het eerst in 27 jaar een nieuw album gaan opnemen, maar het noodlot sloeg toe toen fluitist Sacha van Geest tijdens die vakantie overwacht overleed, waardoor alle plannen effectief overboord werden geslagen. In 2011 achtte het overgebleven trio de tijd rijp om weer aan een festival deel te nemen, maar er rustte geen zegen op. In juli van dat jaar, bijna precies tien jaar na Sacha van Geest, overleed bassist Ron van Eck, waarna het doek definitief viel voor Supersister.

Fotocredit: Supersister.nl
Deze lange inleiding - veel langer dan in het format van deze muziekrecensies gebruikelijk is - was nodig om aan te geven hoe bijzonder het is dat dit album er uiteindelijk toch is gekomen. Robert Jan Stips bleef namelijk altijd met de gedachte spelen hoe een nieuw Supersister album na al die tijd zou klinken. In 2018 trok hij de stoute (hijzelf zou waarschijnlijk ‘ondeugende’ zeggen) schoenen aan en nodigde een bonte schare oude muziekvrienden uit om samen met hem het Supersister Project 2019 uit te voeren. Ik smokkel dus eigenlijk een beetje met de bandnaam Supersister, ik hoop dat RJ me dat vergeeft. Onder de genodigden waren Marco Vrolijk, de originele drummer van Supersister, Cesar Zuiderwijk en Rinus Gerritsen van The Golden Earring, Henk Hofstede, Rob Kloet en Joke Geraets van The Nits, Freek de Jonge, Bart en Rob Wijtman van The Beau Hunks, Peter Calicher van Gruppo Sportivo en Leon Klaasse van Sweet D’Buster, aangevuld met blazers en strijkers, maar géén dwarsfluit ("Niemand speelt dwarsfluit zoals Sacha van Geest") en opnieuw géén gitaar, ter ere van Ron van Eck. De opnames vonden in oktober 2018 plaats in het speciaal voor dit doel afgehuurde Haagse strandpaviljoen De Fuut, aan een zeer rustig stukje Noordzeestrand met uitzicht op de golven en de langstrekkende schepen.
Supersister retsisrepuS
Ik moet het eigenlijk nog over de muziek hebben, maar mag ik volstaan met de mededeling dat ik met tranen in mijn ogen heb zitten luisteren? Vanaf de eerste tonen van het openingsnummer Memories Are New (een titel die echt bij Supersister hoort) is het thuiskomen. De sound klopt, de ingewikkelde maar áltijd uitkomende ritmes kloppen, de akkoorden en melodielijnen, de zang... Ook de humor is er nog, het is één en al herkenning. En het mooie is dat de tand des tijds weliswaar de haren van de meeste muzikanten zilver heeft doen kleuren, maar dat hun energie en inzet onder de bezielende leiding van Robert Jan Stips zonder uitzondering op het jonge-honden niveau zitten van toen het allemaal begon, in die fantastische jaren ’70. In muzikaal opzicht is het alsof de tijd een beetje heeft stilgestaan, want dit eerste oorspronkelijke Supersister werk sinds 1974 - tussendoor uitgebrachte verzamel- en live cd’s even niet meegerekend - klinkt na 45 jaar nog steeds volledig authentiek en héél erg Supersister. Wow, Wow, en nog eens… Goed zo!
Luister naar Retsis Repus met Spotify

Of in FLAC via de browserversie van TIDAL (abonnement vereist)

Of in FLAC via de desktopversie van QOBUZ (abonnement vereist)
Kate Bush - Aerial

Nadat Kate Bush in 1993 The Red Shoes uitbracht besloot ze zich een jaar terug te trekken uit de hectische wereld van de popmuziek om op haar eilandje in de Theems aan nieuw materiaal te werken. Dat werden er uiteindelijk 12, onder meer omdat in 1998 haar zoon Albert (Bertie) werd geboren en ze het moederschap belangrijker vond dat haar muzikale carrière. Maar in 2005 was daar dan eindelijk het lang en hartstochtelijk verwachte Aerial. Een dubbelalbum was het, tot ieders vreugde. Net als Hounds Of Love uit 1985, haar grootste artistieke succes tot dan toe, bestond het uit twee delen. Op het eerste album van Aerial, dat de subtitel A Sea Of Honey draagt, staan losse nummers die niet thematisch verbonden zijn. Hoogtepunten zijn de openingstrack King Of The Mountain, het aan Jeanne D’Arc opgedragen Joanni en het uitsluitend op de piano begeleide A Coral Room. Wat Aerial volgens velen (mij incluis) haar allermooiste werk maakt is de tweede schijf van het album, met de subtitel A Sky Of Honey. Het is, net als de B-kant van Hounds Of Love, eigenlijk één lange suite. En wat ze hiermee doet is werkelijk van een ongelooflijke schoonheid. De naadloos in elkaar overlopende nummers, waarin veel vogelgefluit te horen is, beschrijven de 24 uur van een zomerse dag. De terugkerende thema’s zijn zonlicht, lucht en de zee. Het absolute kippenvelmoment is voor mij het nummer Aerial Tal, waarin Kate meezingt met een Merel. Het zorgt er altijd voor dat ik met vochtige ooghoeken begin aan het daarop volgende Somewhere In Between. Een meesterwerk.
Luister naar Aerial met Spotify

Of in FLAC via de browserversie van TIDAL (abonnement vereist)

Of in FLAC via de desktopversie van QOBUZ (abonnement vereist)