Muziek Uit De Mainstream

Muzikaal vakmanschap ontmoet geluidskwaliteit (Deel 1)

Belofte maakt schuld, deze keer vertel ik wat over albums die uit de mainstream afkomstig zijn en die (desondanks?) erg goed zijn opgenomen. Het risico dat daaraan kleeft is natuurlijk dat je een aantal (of misschien de meeste) albums al kent, maar misschien ga je er dan, na het lezen van dit verhaal, een beetje met andere oren naar luisteren.

Geluidskwaliteit is een redelijk subjectief gegeven. De indeling tussen goed en slecht is voor iedereen nog wel gemakkelijk te maken, daar heb je geen supergehoor en zelfs geen dure hifi-set voor nodig, maar er zijn ook enorme verschillen tussen goed en goed. Lekker vaag hè? Laat me dat even uitleggen: ik heb in een grijs verleden een diploma Geluidstechniek gehaald aan de School Of Audio Engineering in Amsterdam. De glansrijke carrière die ik na die opleiding voor ogen had is door omstandigheden nooit echt van de grond gekomen, maar ik heb er toch veel aan gehad. Omdat ik namelijk geleerd heb hoe opnames in elkaar zitten, en met welke problemen geluidstechnici te maken krijgen. Niet dat ik elke opname altijd maar zit te analyseren, maar als ik iets raars of juist iets heel moois hoor kan ik meestal wel doorgronden hoe dat komt. Eén van de belangrijkste lessen die ik tijdens die opleiding geleerd heb is ‘Suitable Production’, wat zich het beste laat vertalen als ‘Toepasselijke Productie’. Oftewel: een opname waarvan de geluidskwaliteit past bij de muziek. Voorbeelden? Een rauwe bluesband moet je geen al te cleane productie geven, want dat tast de geloofwaardigheid aan. Andersom moet je subtiele triojazz niet opnemen als een lofi-zolderkamerproject. Bombastische rock moet precies dát zijn: bombastisch. Draai het laatste album van Muse eens en stel je dan voor hoe het geklonken zou hebben als het heel gladjes en keurig binnen de lijntjes was opgenomen, vol subtiele laagjes en afgemeten geluidjes. Weg energie, weg magie!

Ik denk dat de meeste luisteraars niet eens doorhebben hoeveel invloed de toepasselijke productie heeft op hun luisterervaring en je hoeft er van mij echt niet specifiek op te gaan letten. Maar neem van me aan dat de platen die je erg lekker vindt klinken (gewoon, omdat ze helemaal ‘kloppen’) zijn geproduceerd door iemand die het bovenstaande begrijpt. Het verhaal hieronder (het eerste in een hopelijk lange serie) bevat een vijftal zeer uiteenlopende albums die wat mij betreft minstens drie dingen gemeen hebben: het zijn bekende(re) artiesten of bands, het is gave muziek én de geluidskwaliteit varieert tussen bovengemiddeld goed en briljant. Meer volgt, en tips zijn zoals gewoonlijk van harte welkom!

Veel plezier met ontdekken wat je nog niet kende, of met het herontdekken van wat je al jaren in je platenkast hebt staan!

Klik op de titel of de afbeelding om te luisteren. Spotify zal in een nieuw tabblad openen.

Ry Cooder - Jazz

Ry Cooder is niet alleen een buitengewoon goede gitarist, maar hij is ook een soort muzikale archeoloog die een neus heeft voor bijzondere en bijna vergeten genres, waar hij dan een unieke eigen twist aan weet te geven. Op dit album vertelt hij een muzikale geschiedenisles over de oudste Jazz, waar de zuidelijke sfeer van New Orleans (met een verrukkelijk vleugje Mexico) in doorklinkt. Op de playlist staat heerlijk complex maar toch frivool werk van jazz-pioniers als Jelly Roll Morton en Bix Beiderbecke, maar de door Joseph Byrd van rijke blazersarrangementen voorziene spirituele traditionals Face To Face That I Shall Meet Him, We Shall Be Happy en Happy Meeting In Glory springen er uit wat mij betreft. Vooral die laatste, en dat begint al met het superdynamische gitaarintro. Na 40 seconden hoor je heel subtiel een putdiepe grote trom onder de melodie opkomen en als het nummer 20 seconden later openbreekt met een net niet vals hakkebord en een hoempabas op een tuba kun je me wegdragen...heerlijk! Maar het absolute hoogtepunt van het album is Nobody, een tamelijk briljante en zeer vrije adaptatie van Nobody Know’s The Trouble I’ve Seen. Alleen al de close harmony samenzang aan het begin en einde van het nummer, waar een van de diepste bassen die ik ooit gehoord heb onder bromt, maakt dit album tot een verplichte aanschaf.

Rickie Lee Jones - Flying Cowboys

Natuurlijk kent elke rechtgeaarde Audiofiel het eerste album van Rickie Lee Jones. Haar titelloze debuutalbum bevat namelijk een bonte verzameling schitterend opgenomen prachtparels van songs, waarvan met name de diepe akoestische bas en de rijke dynamiek van het nummer Easy Money (eigenlijk) een te gemakkelijke prooi waren voor Firato-demonstraties en recensies in bladen als Luister en Audio & Techniek. Gevolg: doodgedraaid en een geweldig album voor altijd verpest door overblootstelling. Daarom, lieve luistevrienden, graag jullie aandacht voor het door Walter Becker van Steely Dan geproduceerde Flying Cowboys, waarop mevrouw Jones haar succesvolle eerste album nog eens dunnetjes overdoet en misschien wel voorbijstreeft. De opname is vol van klank en dynamisch, ruimtelijk, fijn van balans en muzikaal. Toegegeven, haar wat kinderlijke stem moet je liggen. Op mij heeft haar zang in elk geval altijd een geruststellende werking. De muzikale sfeer is ‘southern’ en op Rodeo Girl en Love Is Gonna Bring Us Back Alive mag Becker zelfs zijn voorliefde voor reggae uitleven. Het maakt het album er alleen maar kleurrijker op. Hoogtepunten zijn het ultradynamische Ghost Train en het daarop volgende titelnummer. Hoewel twee jaar jonger (1989) dan de eind-jaren-80 audiofiele favoriet Famous Blue Raincoat van Jennifer Warnes (1987) zijn er duidelijk overeenkomsten te horen. Maar ik durf te beweren dat Flying Cowboys - althans wat mij betreft - met méér dan een neuslengte wint.

Grace Jones - Slave To The Rhythm

Ondanks het weloverwogen risico dat ik er een open deur mee intrap zet ik dit album toch in dit lijstje. Dit is wat mij betreft namelijk nog steeds De Maatstaf als het gaat om hoe een perfect popalbum dient te klinken. En dan hebben we het over 1985! Trevor Horn speelde bas in The Art Of Noise, maar hij was vooral technicus en producer. Andere grote werken uit die tijd waar hij zijn stempel op drukte waren 90125 van Yes en Welcome To The Pleasure Dome van Frankie Goes To Hollywood (niet geheel toevallig allebei kandidaten voor deze lijst). Op Slave To The Rhythm gaat Horn helemaal los. Het is een glorieuze demonstratie van hoe vakmanschap, hoogwaardige studio-apparatuur en een knettergekke zangeres met een groep briljante muzikanten een geheel kunnen realiseren dat zo ver boven zichzelf uitstijgt dat ‘wij geluidstechnici’ het er nu nog over hebben. Inderdaad; het is een zeer synthetisch klinkende opname, maar dit is wat mij betreft hét geheime wapen in de strijd tegen de Loudness War. Ik heb eerlijk gezegd een beetje twijfels over de gecomprimeerde mix op Spotify, maar de originele cd (die nog beter scoort dan de elpee!) lijkt zeer zacht opgenomen maar bevat een werkelijk verpletterende dynamiek. Luister om te beginnen eens met andere oren naar die hitsingle (hier verstopt achter de naam Ladies And Gentlemen: Miss Grace Jones). Hoor hoe ongelooflijk strak het klinkt, dat putdiepe laag, dat volledig transparante middengebied, die subtiele hoge tonen die overal precies genoeg detail en glans geven. Hoor hoe het ritmisch perfect klopt en ervaar wat echte dynamiek voor muziek kan doen. En luister dan de rest, van de funky groove van The Frog & The Princess, de gewelddadige psychedelica van Operattack tot de dromerige zoetheid van The Crossing (Ooh The Action). Misschien word je geen slaaf van het ritme, maar een onuitwisbare indruk maakt dit album zeker.

Tom Waits - Nighthawks At The Diner

Voor Tom Waits de briljante apocalyptische ketelmuziek ging maken die we vandaag de dag van hem kennen maakte hij een decennium lang albums die veel dichter tegen de jazz aanlagen dan hij nu zou durven toegeven. Hij heeft in zijn eentje een soort van alternatief en van rook en drank doortrokken 'Great American Songbook' geschapen op albums als Closing Time, The Heart Of Saturday Night en Small Change. Die relatief korte periode in zijn carrière kreeg wat mij betreft een wat vroeg hoogtepunt in 1975, toe Waits in een tot ‘Raphael’s Silver Cloud Lounge’ omgebouwde studio voor een klein maar enthousiast publiek zijn meesterwerk Nighthawks At The Diner (naar het beroemde schilderij van Edward Hopper) vastlegde. Vanaf het slepende basloopje aan het begin tot het wegstervende applaus aan het einde is dit en ‘erbij zijn’ ervaring van de eerste orde. Dit door ‘resident technician’ Bones Howe opgenomen en geproduceerde album ademt sfeer. De ruimte is zo goed als tastbaar, je zit (bijna letterlijk) met je neus op de muzikanten en Tom Waits loodst je als een half aangeschoten gids heerlijk schmierend langs nachtelijk Los Angeles. Er wordt ontspannen gemusiceerd en meesterlijk geïmproviseerd, er worden grappen gemaakt (Waits is heerlijk op dreef met met een paar schunnige bakken) en iedereen heeft het ongelooflijk goed naar zijn zin. Aan het begin van track 3 hoor je Waits fluisterend om een asbak vragen...hm...die goeie ouwe tijd toch… Elke track wordt voorafgegaan door een ‘verhaaltje’ van de meester, waarbij hij zijn onmiskenbare talent voor ter plekke verzonnen zelfkantpoëzie ten volle benut. Vooral het intro (track 5) voor Eggs And Sausage (In a Cadillac With Susan Michelson) is geniaal. Een aaneenschakeling van verrukkelijke, zij het wat verlopen kleinkunstminiatuurtjes voor jazzliefhebbers en andere nachtvlinders. En ook voor audiofielen is dit verplichte kost. Want zó klinkt een jazz-band in een kleine club. De Pawn Shop kan in de kast blijven staan...

Simply Red - Picture Book

Ik kan me de zomer van 1985 nog goed herinneren, en dat komt door de eerste hit van Simply Red. In de nadagen van de disco en de Soul brachten de jaren ’80 per saldo niet veel goeds. De formule-muziek kwam op en de door platenmaatschappijen naar voren geschoven producers kregen een - mijns inziens veel te grote - vinger in de pap. Want het ging voortaan om geld verdienen. Dat deed je in die tijd met vluchtige niksigheden en overdreven gedoe dat bedacht was om op te vallen. Het dansje werd belangrijker dan het liedje. Er is wat dat betreft teleurstellend weinig veranderd, maar dat stokpaardje berijd ik wel een andere keer. terug naar de zomer van 1985. Augustus, warm weer, autorijles met het raampje open, de radio aan. Mijn instructeur was een muziekliefhebber en we praatten veel over onze favoriete bands. Op de dag zette hij de radio opeens harder: “Dit is lekker!” zei hij. Ik hoorde voor het eerst van mijn leven Money’s Too Tight (To Mention). Hun mix van losse jazz, funky swing en zomerse zorgeloosheid maakten het nummer (goed getimed overigens) tot een bescheiden zomerhit maar pas later, toen ik de elpee draaide, hoorde ik hoe verschrikkelijk goed het album is opgenomen. Puntig, dynamisch, snel, transparant, maar warm en vol natuurlijke kleuren. De lome swing van Sad Old Red met de forse uitbarstingen van blazers en drums doen het vandaag de dag nog steeds heel goed, dit album (naar mijn smaak nooit meer geëvenaard door de band) is een klassieker. Zowel muzikaal als geluidstechnisch van grote klasse.