Pino Palladino, Sam Fribush Organ Trio en D’Angelo

Onze eerste tweetalige muziekrecensie

In deze muziekrecensie aandacht voor de nieuwe albums van Pino Palladino en Blake Mills, en het Sam Fribush Organ Trio, met als klassieker een bijzonder album van D’Angelo And The Vanguard.

Het jaar begon stroef qua muziekrecensies. De eerste van 2021 is dan ook pas begin maart verschenen. Toen beloofde ik beterschap én een inhaalslag, en inmiddels is er genoeg mooi muziekmateriaal verschenen om dat ook te gaan realiseren. De aftrap van deze nieuwe serie doe ik met Jazz. Dat is niet mijn meest gekozen genre. Ik luister vooral naar oude Jazz, maar zelfs de prachtige heruitgaves die daarvan aan de lopende band verschijnen vallen wat mij betreft niet binnen de scope van deze muziekrecensies. 



Toch is er ook genoeg nieuwe Jazz die aandacht verdient, dus vandaar mijn keuze voor deze editie. Daarbij haast ik mij wel om aan te tekenen dat ik een nogal brede blik op Jazz heb, en dat ‘crossover’ in mijn vocabulaire geen vies woord is. Dat wil ik maar even gezegd hebben vóór er commentaar komt op de albums die ik bespreek, met name de klassieker van deze aflevering die velen zelfs door hun oogharen bekeken geen Jazz zouden noemen. Maar ik neem graag de lange weg naar huis, zeker als de muziek zo geniaal is als de albums die vandaag aan de beurt komen.



Veel lees- en luisterplezier!

Pino Palladino, Blake Mills - Notes With Attachments

Palladino en Blake Mills brengen met Notes With Attachments al vroeg in het jaar een jaarlijstjesalbum uit dat kandidaat zou zijn voor de koppositie als ik mij jaarlijst niet halsstarrig in alfabetische volgorde zou optekenen (muziek is immers geen wedstrijd…). Als je de gewoonte hebt om naar nieuwe albums te zoeken op basis van hun albumcover zul je dit album nooit een kans geven. Het ontwerp is op zijn zachtst gezegd saaier dan kijken naar drogende verf. Daar is echt géén aandacht aan besteed, hoewel ik vermoed dat het een bewuste artistieke keuze is om de aandacht volledig te richten op de adembenemende en bizarre wereld aan muzikale kruisbestuiving die erachter schuilgaat. Blake Mills was voor mij geen bekende naam. Hij is 34 en gitarist, en bracht sinds 2010 onder zijn eigen naam een drietal totaal verschillende op folk gebaseerde albums met hoogst inventieve producties uit, waarvan Mutable Set uit 2020 het onbetwiste hoogtepunt is. Samenwerkingen met Rufus Wainright, Conor Oberst, Laura Marling en Vulfpeck geven aan dat hij geen kleine jongen is, maar hij was niettemin onder mijn rader gebleven. De inmiddels 63-jarige Pino Palladino is echter een oudgediende. Ik leerde hem kennen als de boomlange ‘fretloze’ basgitarist in de begeleidingsband van Paul Young, op diens fijne melancholieke pop-album No Parlez. Hij werkte als veelgevraagd sessiebassist ook samen met Gary Numan, David Gilmour, Phil Collins en Tears For Fears. Later maakte hij korte tijd deel uit van het John Mayer Trio en The Who (als tijdelijke vervanger van de plotseling overleden John Entwistle), speelde hij met Richard Wright, Elton John, Eric Clapton en trad toe tot The Vanguard; de vaste begeleidingsband van D’Angelo. De ervaring die hij bij laatstgenoemde opdeed is duidelijk terug te horen in Notes With Attachments. De basiswerkwijze is Jazz, maar je hoort ook flinke scheuten psychedelische soul en onderhuidse funk, waardoor de vergelijking met Prince nooit ver weg is, maar er zijn óók invloeden van West-Afrikaans gekleurde ‘fourth world’ wereldmuziek à la Jon Hassell en Cubaanse muziek. De band, die naast Palladino en Mills onder meer bestaat uit drummer Chris Dave, saxofonist Larry Goldings, violist Andrew Bird en saxofonist/percussionist Sam Gendel, speelt ongelooflijk strak. Ondanks de vette mix, die hier en daar gortdroog en zelfs een tikje claustrofobisch klinkt, kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat het album grotendeels in ‘one take sessions’ is opgenomen en dat er achteraf alleen maar aan de balans gesleuteld is en effecten zijn toegevoegd. De muziek heeft een hoog ‘freak’ gehalte maar blijft wat mij betreft altijd toegankelijk omdat de tempi laag blijven en de arrangementen geweldig doorzichtig zijn opgebouwd. Een fijn album voor de late avond, op niet al te hoog volume en met een goed glas binnen handbereik, óf gewoon gas op die lollie en dan lekker verdwalen in de bubbel van de bijzondere productie. Zéér bijzonder en aanbevelenswaard.

Luister in lossless geluidskwaliteit naar Pino Palladino en Blake Mills met Qobuz of Tidal (abonnement vereist) of in lossy geluidskwaliteit met Spotify .

Sam Fribush Organ Trio - Riverboat/The Root

Sam Fribush bespeelt, zoals de naam van zijn Trio al doet vermoeden, het Hammond-orgel. En traditiegetrouw hef ik daarbij een eisende vinger en poneer de stelling dat er méér Hammond moet worden gespeeld. Want ik ben dol op het karakteristieke geluid dat - zo weten de kenners - deels het gevolg was van een technische ontwerpfout. We mogen meneer Hammond op onze blote knietjes danken dat hij dat ‘foute’ geluid niet heeft gecorrigeerd, maar we wijken af. Sam Fribush is een jonge organist die tijdens de Corona-lockdown vanuit New Orleans terug verhuisde naar zijn ouderlijk huis in Greensboro waar hij in een achterkamer een kleine maar gezellige thuisstudio met opnamefaciliteiten heeft ingericht. Dat kwam de eveneens in Greensboro woonachtige gitarist Charlie Hunter ter ore, die zichzelf bij de Fribushjes op de koffie uitnodigde omdat hij die studio wel eens wilde zien. Fribush en Hunter klikten onmiddellijk, en samen met drummer Nick Falk was het nieuwe Sam Fribush Organ Trio geboren. Deze samenwerking resulteerde in de release van twee relatief korte albums die eigenlijk samen één geheel vormen, vandaar ook dat ik ze hier samen bespreek als waren zij één album. Op Vol. I: Riverboat, waarop naast originals ook nummers gespeeld worden van Allen Toussaint en Yusef Lateef, ligt de muzikale nadruk een beetje meer op de Bluesrock ligt met een vleugje Soul, maar het funky Will It Go Round, take 3 van ‘zesde Beatle’ Billy Preston als laatste track wordt duidelijk de verbinding vooruit gelegd naar het tweede album.

Op Vol. II: The Root is de sfeer over het algemeen een stuk funkyer. Er wordt afgetrapt met Stomp and Buck Dance van Wayne Henderson van The Crusaders, en verder worden er - wederom naast enkele originals - nummers gespeeld van Bobby Debarge, Curtis Mayfield en - opnieuw - twee keer Billy Preston, waarbij Take 2 van Will It Go Round met een heerlijk losgaande Hunter fijn ánders is dan Take 3 die op Vol. I: River Boat staat. Dit slotalbum van het tweeluik bevat met het titelnummer The Root van D’Angelo ook dé link met het album van Pino Palladino en Blake Mills. De opnamekwaliteit van beide albums is subliem. Op zich is dat bij een trio niet zo heel ingewikkeld, maar je hoort duidelijk dat de tracks in één keer zijn opgenomen en dat de heren er dikke schik in hebben. De lage tonen van de Hammondpedalen - die de functie van de ontbrekende bassist vervullen - staan er heerlijk vol en warm op, de drumkit heeft een natuurlijke ‘presence’ en elk ‘lickje’ van Hunters gitaar is te volgen. Niet alleen voor liefhebbers van Hammond (waarvan ik nog maar eens herhaal dat daar méér op gespeeld moet worden) maar ook voor kritische audiofielen die wel klaar zijn met de gezapige meuk van De Pawnshop en eindelijk eens iets écht swingends willen horen.

Luister in lossless geluidskwaliteit naar Sam Fribush Organ Trio - Vol. I: Riverboat met Qobuz of Tidal (abonnement vereist) of in lossy geluidskwaliteit met Spotify .
Luister in lossless geluidskwaliteit naar Sam Fribush Organ Trio - Vol. II: The Root met Qobuz of Tidal (abonnement vereist) of in lossy geluidskwaliteit met Spotify .

D’Angelo And The Vanguard - Black Messiah

Toen D’Angelo (echte naam Michael Eugene Carter Archer) in 2014 zijn derde album Black Messiah uitbracht was het 14 jaar geleden dat hij zijn geniale tweede album Voodoo had uitgebracht, dat op zich ook weer vijf jaar na zijn debuut Brown Sugar uitkwam. D’Angelo grossierde op zijn eerste twee albums in een zwoele (of zeg maar gerust ‘botergeile’) mix van soul en rauwe funk die voorheen vooral bij zijn grote voorbeelden Marvin Gaye en Prince gevonden kon worden. En hij nam zijn tijd, want in tegenstelling tot veelpleger Prince hanteerde D’Angelo eerder een vergelijkbare obsessief gedetailleerde werkwijze als Donald Fagen. Maar 14 jaar was zélfs voor hém lang. De release van Black Messiah was uiteindelijk, na 14 jaar, zelfs een totale verrassing. Al in 2007 circuleerde in het geruchtencircuit de albumtitel James River voor zijn derde album, en met tussenpozen verschenen er cryptische voortgangs-updates en er werden zelfs al twee tracks ‘gelekt’ door D’Angelo’s vriend en op het album meespelende percussionist Questlove. Maar uiteindelijk werd het dus Black Messiah, met een als een feniks uit zijn eigen as herrezen D’Angelo en zijn nieuwe begeleidingsband The Vanguard, waar naast Questlove ook bassist Pino Palladino en trompettist Roy Hargrove deel van uitmaken. Dat van die feniks is geen mooischrijverij, D’Angelo is, mede door zijn obsessieve detailzucht en zijn gevoelige persoonlijkheid een geplaagd mens. Al na Brown Sugar kreeg hij te maken met een ernstig geval van Writer’s Block, maar desondanks wist hij met opvolger Voodoo zijn debuut uiteindelijk te overtreffen, waarna hij opnieuw met zichzelf in de knoop kwam, wat leidde tot middelenmisbruik, diverse onvrijwillige ontmoetingen met de Sterke Arm der Wet en opnieuw een creatieve impasse. Een geplaagd genie dus, maar dus wél een genie. En dat bewijst hij op Black Messiah, waarin hij de lijn van Brown Sugar naar Voodoo gewoon tot in het extreme doortrekt en een album aflevert dat bij vriend en vijand bewondering afdwong. Het album is ook wel “een studie in gecontroleerde chaos” genoemd, en wie het voor het eerst hoort zal begrijpen wat daarmee wordt bedoeld. De sound is brokkelig, vol en dicht op het gedempte af, en zit vol hoekige ritmes, zoemende baslijnen, plotseling opduikende gitaarlickjes en flarden van wat stukjes improvisatie lijken te zijn, alsof de tape ook meeliep tijdens repetities waarna hele stukken daaruit integraal onder de tracks zijn gezet als een soort ontregelende ‘backdrop’ die de voortdurend aanwezige Jazzy ondertoon soms effectief overstemt. Bij mij duurde het ten minste vijf draaibeurten voor het eerste van vele kwartjes viel. Dit album is een ‘slow burner’ die onder je huid krijgt als je het de kans geeft. Wanneer je gewend bent geraakt aan de soms nogal mompelige productie en de vele, vele laagjes die D’Angelo opstapelt. Maar na verloop van tijd gaan parels als het Prince-ten-tijde-van-Parade achtige Sugah Daddy en de psychedelische ballades Really Love en Prayer zich in je kop nestelen om er voorlopig niet meer uit te gaan. Geen eenvoudige luisteropgave, deze 55 minuten lange preek van de Zwarte Messias, maar ik wil het mijn lezers af en toe gewoon niet te gemakkelijk maken. Muziek die de moeite waard is mag best complex en veeleisend zijn vind ik. De beloning is er alleen maar groter door.

Luister in lossless geluidskwaliteit naar D'Angelo met Qobuz of Tidal (abonnement vereist) of in lossy geluidskwaliteit met Spotify .