De eeuwige discussie over Hifi en Wetenschap

...en waarom die moet ophouden.
Pas geleden schreef ik een review van een aantal netsnoeren, waarvoor ik wat achtergrondinformatie zocht op internet. Ik dacht dat de vrede van de flame-war rond dat onderwerp wel zo’n beetje getekend was, maar ik hang blijkbaar al te lang niet meer rond op forums. Tijdens mijn bronnenonderzoek kwam ik tussen de lezerscommentaren op de website van een gerenommeerd Amerikaans hifi-magazine bepaalde reacties tegen die me inspireerden om deze al heel lang in de maak zijnde column over het spanningsveld tussen Hifi en Wetenschap dan eindelijk te schrijven. Want het moet maar eens afgelopen zijn met die discussie!
Gelukkig wordt er tegenwoordig met iets hardere hand gemodereerd onder de online artikelen van Stereophile (want daar had ik het over) maar niettemin las ik toch weer volop beschuldigende termen als ‘Snake Oil’, ‘Confirmation Bias’, ‘Double Blind Testing’ en ‘Measurements’. Als we ‘Snake Oil’ even buiten beschouwing laten (dat vind ik het ultieme argument voor mensen die geen argumenten meer hebben) is wel duidelijk waar het om draait. Skeptici eisen dat hifi-fabrikanten - en kabelfabrikanten in het bijzonder - op wetenschappelijke wijze de werking van hun koopwaar, en dus de geldigheid van de vraagprijzen, aantonen. Maar ‘gelovigen’ beoordelen één en ander liever op gehoor. Het belangrijkste probleem is denk ik dat skeptici vrijwel nooit luisteren, en dat gelovigen vrijwel nooit meten. Daar is enerzijds niks mis mee, maar anderzijds maakt het de discussie zinloos. Om duidelijk te maken hoe dat zit moet ik eerst even het speelveld beschrijven.
Objectivisten versus Subjectivisten
De ‘meten is weten’-gemeenschap in de hifi bestaat voornamelijk uit technisch of wetenschappelijk opgeleide mensen die door hun studie of werk gewend zijn aan het aantonen van hetgeen ze beweren. Wetenschap gáát in de kern natuurlijk ook over waarheidsvinding. De keerzijde is dat alles dat niet wetenschappelijk te verklaren is door de meeste wetenschappers als ‘niet relevant’ wordt beschouwd. Woorden als ‘gevoel’ en ‘geloof’ komen niet in hun vocabulaire voor. Dat is handig voor ze, want het houdt hun leven overzichtelijk. Pragmatisch realisme is het ultieme motto van deze Objectivisten. En lijnrecht daar tegenover staan de Subjectivisten, die ‘geloven’ dat er veel meer factoren zijn die onze waarneming beïnvloeden. Veelal betreft dat zaken die zich niet laten meten of kwantificeren. En bij gebrek aan bewijs vallen ze dan terug op hun eigen waarneming: ‘Ik hoor het verschil dus er is een verschil’.
Ziedaar de belangrijkste deelnemers aan zo’n beetje alle verhitte discussies die al decennialang woeden in de hifi.
Waarom Objectivisme alléén niet werkt…
Objectivisten geloven in keihard wetenschappelijk bewijs, en een beproefde methode om dat te vergaren is ‘dubbelblind testen’. Wie wil weten hoe je zo’n test precies moet organiseren - en geloof me, dat valt nog niet mee - mag dat opzoeken in Wikipedia. Voor dit betoog is het echter voldoende om te onthouden dat het onmogelijk is om alle hifi-apparatuur en -accessoires aan dubbelblinde testen te onderwerpen. Niet alleen vanwege de omvang en de tijdsduur van een goed uitgevoerde dubbelblinde test, maar ook vanwege de hoge kosten. Dan zouden al die apparaten en accessoires dus alleen maar duurder worden, en kunnen bepaalde hekelhebbers dáár weer op losgaan. Doorgaans worden dubbelblinde testen alleen toegepast voor zaken die er écht toe doen, zoals onderzoek naar nieuwe medicijnen. Een bijkomend obstakel voor een gezond debat is dat een doorgewinterde Objectivist doorgaans niet kan accepteren dat zijn aantoonbaar betere, goedkopere oplossing door ‘die zweverige Subjectivisten’ niet meteen en onvoorwaardelijk wordt omarmd.
Waarom Subjectivisme alléén niet werkt…
Subjectivisme heeft met individuele waarneming te maken, met het ontastbare dat het hier en nu beïnvloedt, en met geloof en vertrouwen. En er is ook best wat te zeggen voor het credo ‘als je het beter vindt klinken dan is het ook beter’. Want waarneming is nu eenmaal subjectief. Objectivisten voeren dan graag het punt aan dat deelnemers aan de zeldzame dubbelblinde tests die wél worden georganiseerd steevast tóch voor het ‘betere alternatief’ kiezen (hetgeen gedocumenteerd en dus aantoonbaar is). Dat verklaart echter niet waarom er nog steeds hele volksstammen met (toch behoorlijk vervormende) buizenversterkers naar (krakend) vinyl luisteren en daar enórm van genieten. Objectivisten roepen dan dat dat komt door ‘confirmation bias’, oftewel een bevestigde verwachting. Subjectivisten hoeven volgens de Objectivisten maar een buis te zien of er ontstaat al een soort rozige vooringenomenheid op basis van hetgeen men verwacht van een buis (warm, muzikaal, rijk, harmonisch, en noem nog maar wat meer lastig te kwantificeren eigenschappen). En eerlijk is eerlijk, daar hebben de Objectivisten ook wel een beetje gelijk in. Het ‘programmeren’ van de toehoorders is een methode die op hifibeurzen en in winkels veelvuldig wordt toegepast. De luisteraars voelen in zo’n situatie ‘dat het er nu op aankomt’, dat ze het écht moeten gaan horen, omdat ze anders niet meer geloofwaardig zijn als audiofiel. De mensen die de demonstratie verzorgen spelen in op die onzekerheid door - soms niet eens subtiel - vóóraf te vertellen welke verschillen de luisteraars gaan horen en waar ze op moeten letten. All is fair in love and war, luidt het spreekwoord, maar daar zou commerce beslist ook bij moeten staan. Maar dat moeten we, welbeschouwd, eigenlijk óók niet willen, toch?
Waarom de combinatie van beide wèl werkt…
Het zou beter zijn als Objectivisten en Subjectivisten hun krachten zouden bundelen. Door gebruik te maken van de kennis van Objectivisten kunnen allerlei processen - van de opnamestudio tot de akoestiek in de huiskamer - worden verbeterd, wat onvermijdelijk zal leiden tot een betere geluidskwaliteit. Hetgeen zowel bij Objectivisten als bij Subjectivisten toch tot tevredenheid zou moeten leiden. Subjectivisten kunnen op hun beurt een bijdrage leveren aan de kennis over ‘subjectieve’ factoren die de individuele waarneming kleuren. Zeg maar de psychologische kant van de zaak. Factoren als uiterlijke schoonheid van een apparaat (de zachte gloed van buizen, het langzaam draaien van de platenspeler), traditie en vertrouwen in een bepaald product (drie keer raden waarom ‘vintage’ merken het zo goed doen). Allemaal dingen die op zich niets met de geluidskwaliteit te maken hebben, maar wél met de manier waarop een grote groep luisteraars éxtra van muziek geniet. En wie kan bepalen of daar wat mis mee is?
‘Gedeeld gelijk’ in de praktijk…
Toen begin jaren 80 van de vorige eeuw de eerste cd-spelers op de markt kwamen was het niet moeilijk voor de Objectivisten om aan te tonen dat het kleine zilveren schijfje met de regenboogglans op veel punten superieur was aan die kwetsbare zwarte plakken vinyl. Een groter dynamisch bereik, geen afwijking in de RIAA-curve, geen toegevoegde ruis - eigenlijk helemaal géén bijgeluiden - en geen ingewikkelde schoonmaak- en instelrituelen rond het afspelen. Als je objectief naar de betere weergave zocht, dan koos je voor cd. Maar de Subjectivisten vonden de klank van de cd in die begindagen maar hard en koud, en vonden dat er een stuk kleur was verdwenen. Kleur die in theorie dan misschien wel ongewenst was, maar die men zich in de loop van vele jaren eigen had gemaakt. Bovendien was dat kleine rotboekje niet echt geschikt voor mooi artwork, en begonnen mensen zelfs de tikken in hun platen te missen omdat ze die onderbewust associeerden belangrijke herinneringen uit hun verre verleden. Waarom die schijnbare tegenstelling is uitgelopen op de zoveelste loopgravenoorlog in de hifi (de in een breekbare patstelling geëindigde slag om ‘mono versus stereo’ hadden we net gehad, en het ‘buizen versus transistoren’-offensief was zelfs nog in volle gang) is na al die tijd niet meer met zekerheid te zeggen.
Een mannending?
Of zou het ontstaan van die oeverloze verbale matpartijen dan niet tóch iets te maken te hebben met het feit dat de hifi voornamelijk door mannen wordt bevolkt? Want mannen willen - even kort door de bocht - nu eenmaal altijd overal de beste in zijn, gelijk krijgen of de baas spelen. Dat is natuurlijk aangeleerd gedrag, maar je ziet het al bij kleuters die in de zandbak spelen. Het is van alle leeftijden. Misschien is het een utopie, maar wat dat betreft is er nog steeds grote behoefte aan meer vrouwen in de hifi. Bij de fabrikanten, in de winkels, maar vooral thuis, waar we naar muziek luisteren. Dat zou de balans denk ik heel aardig herstellen. En hoeveel méér zouden we dan van onze hobby kunnen genieten?
Leven en laten leven en nu houden we erover op…
Maar of die balans er ooit zal komen? Ik betwijfel het. En dus blijft de discussie zinloos. Laten we er daarom alsjeblieft mee ophouden. Alle ‘jamaar hij zei…’, en ‘je hebt niet dubbelblind getest dus je lult maar wat’ en ‘maar ik hóór het toch?’ ten spijt, het ultieme compromis is volgens mij ‘leven en laten leven’. Elkaar fijn de eigen keuzes gunnen en als we dan onbekommerd genieten in plaats van vechten hebben we allemáál gewonnen.
Dat was nou juist heel erg interessant geweest.
Ja ik vind dat subjective waarnemingen best gesteund mogen, zouden moeten, worden met objectieve metingen. De hamvraag is wat, waar en hoe te meten. En vooral een vastgestelde correlatie tussen beide. Zonder die correlatie blijft het zoals het nog steeds is. En dat vind ik jammer want subjectieve waarnemingen zijn nog steeds waarnemingen.
Je geeft in feite zelf al een beetje het antwoord door 'de hamvraag' te stellen. Als ze ook maar het geringste idee hadden gehad hoe ze die waarneming konden staven aan de hand van gerichte metingen (in plaats van arbitraire argumenten als 'confirmation bias'), dan hadden ze het ongetwijfeld geprobeerd. Voor veel hifi-recensenten met een technische achtergrond is de correlatie tussen horen en meten een soort Heilige Graal.
Ik heb zelf geen technische opleiding, alles wat ik weet is geleerd in de praktijk. In de loop der jaren heb ik zo aardig wat kennis opgedaan, maar ben ik er ook steeds meer van overtuigd geraakt dat je ook heel goed zónder metingen over hifi kunt schrijven. Hoewel ik het wel degelijk jammer vind dat ik niet over de benodigde meetapparatuur (en kennis over de bediening daarvan) beschik. Maar eerlijk gezegd: als ook de knapste koppen in mijn vakgebied nog geen goed idee hebben van wát je dan moet meten om de 'muzikaliteit' van muziekweergave in cijfers uit te drukken, dan hebben we nog een lange weg te gaan. En omwille van de diversiteit in de hifi hoop ik eerlijk gezegd dat het nog wel even duurt voor iemand die formule daadwerkelijk ontdekt ;-) .
Tot die tijd zijn alléén subjectieve waarnemingen voor de meeste consumenten eigenlijk voldoende. Omdat 'de meeste consumenten' de techniek en een eventuele correlatie tussen metingen en subjectieve waarnemingen sowieso niet begrijpen. En dat hoeft wat mij betreft ook helemaal niet, daar moeten de fabrikanten tijdens de ontwikkelingsfase van hun product voor zorgen. Voor het overgrote deel van de hifi-consumenten is de vraag 'what's in it for me' belangrijker dan hoe het onder de motorkap allemaal werkt.
Gelukkig zullen er altijd recensenten zijn die zich grotendeels op de techniek richten. En hun rol blijft ook belangrijk: zij controleren hoe goed fabrikanten hun werk doen en hoe eerlijk ze zijn bij het communiceren van hun specificaties. Maar daarnaast zijn er recensenten nodig die een meer 'inspirerende' rol spelen. Zij zijn vanwege hun ervaring met een groot aantal combinaties een gezaghebbende schakel tussen fabrikant en consument, en staan in feite schouder aan schouder met de vakspeciaalzaken. En aangezien steeds meer consumenten zich tegenwoordig eerst uitgebreid via de media documenteren voor ze (al dan niet virtueel) een winkel binnenstappen wordt niet alleen de ról van dit soort recensenten belangrijker, maar ook hun verantwóórdelijkheid.
Leuke reactie, dank! Je hebt gelijk en geeft ons meteen weer wat denkvoer. Want ook binnen de Wetenschap draait het om balans, evenzeer als in het 'kamp' van de 'gelovigen' overigens. Daar heb je ook doordro(a)m(m)ers en realisten nodig om de zaak in evenwicht te houden.
En dan hebben we het natuurlijk vooral over het interne evenwicht in beide kampen. Maar meer toegespitst op de wetenschap: als er te weinig wind waait - mooie metafoor - gaat de vlieger van de verkenners op een gegeven moment niet meer omhoog, en hebben de fortbewakers de overhand. En niks mis met kennisborging en toetsen van de werkelijkheid en de waarheid natuurlijk, maar als de wetenschap zich te diep ingraaft komen de vliegers sowieso nooit meer van de grond omdat de wind - als die weer gaat waaien - over ze heen blaast. En ik heb wel eens het idee dat het vooral die laatste situatie is waar we nu een beetje voor moeten gaan uitkijken.
Dank voor je blog, het vertelt een mooi verhaal over een discussie die nooit zal ophouden. Ik wil wat aspecten toevoegen.
Audio is voor sommigen een zoektocht naar hun mooiste geluid. Dat geluid stellen ze samen middels allerlei componenten, op een vaak onwetenschappelijke manier. Die zoektocht is een keuze, en legitiem. Voor deze groep is het oorspronkelijke geluid niet belangrijk. We noemen de klank die voortgebracht wordt middels de samengestelde installatie "eufonisch".
Een andere groep is op zoek naar het oorspronkelijke geluid, zoals het bedoeld was door de artiest. Deze groep heeft behoefte aan een zo transparant mogelijke opname en weergave keten. Ze doen hun best niets toe te voegen of weg te laten. Het levert een transparante weergave op.
In beide groepen vind je overigens mastering engineers, ontwerpers, fabrikanten, consumenten.
De echte wetenschap is in staat om zaken voorspelbaar te maken, en kan beide groepen dienen... Als je eenmaal weet hoe klank beïnvloed wordt kun je daar namelijk alle kanten mee op, zowel de eufonische als de transparante. Zonder die wetenschap wordt het aanmodderen, ploeteren, experimenteren, opnieuw bouwen en beluisteren, modificeren, investeren in nieuwe componenten, eindeloos.
Ik noem bewust echte wetenschap, dat is die wetenschap die een volledig overzicht heeft van hoe klank beïnvloed wordt door techniek. Die wetenschap bestaat volgens mij nog niet, ze bestaat uit delen die op zich al heel interessant zijn, maar nog niet compleet. Er is nog het nodige terrein te ontginnen.
Mijn conclusie is dat de wetenschap zeer behulpzaam is om verder te komen. Wat wel eens vergeten wordt is dat die wetenschap gevoed wordt vanuit diverse experimenten, ontsproten uit hypotheses. Ik hoop dat er nog velen volgen om de audio wetenschap compleet te maken.
Hartelijke groet,
Guido
Groetjes, Kees Jan
Ook mijn dank voor je uitgebreide en goed verwoorde reactie.
Of deze discussie naar aanleiding van mijn column gaat verstommen waag ik net als jij te betwijfelen, maar ik laat me daar niet door weerhouden om het tóch te proberen. Wat ik vooral wilde bereiken is dat in hifi geïnteresseerd geraakte buitenstaanders, die toevallig in deze discussie verzeild raken als ze informatie over hifi zoeken op internet, begrijpen wat de achtergrond ervan is. Alleen zó kan men een eigen conclusie trekken, met respect voor beide standpunten.
Mijn conclusie blijft dan ook onveranderd: als we het niet met elkaar eens kunnen worden, laten we het dan in elk geval gezellig houden. Dat is onze mooie hobby (en ons werk) méér dan waard.
Groetjes,
Max