Muziek Uit De Mainstream 2

Muzikaal vakmanschap ontmoet geluidskwaliteit (Deel 2)

Eigenlijk had ik voor de eerste helft van april een nieuw verhaal over muziek gepland, maar dringender zaken eisten mijn aandacht en ondertussen is er ook nog het een en ander veranderd bij art’s excellence. Daarom pas nu deel twee uit het vervolgverhaal over ‘gewone’ albums die een bovengemiddelde geluidskwaliteit hebben. Ik hoop dat het de moeite van het wachten waard is geweest. Omdat ik mijn lezers ook graag wat denkwerk laat verrichten begin ik dit verhaal met en heerlijk stukje ongegeneerde stokpaard-rodeo waarbij ondergetekende - woest met zijn geheven vinger zwaaiend - zijn weerbarstige houten ros beteugelt. Wie daar geen zin in heeft mag meteen verder scrollen naar de albums. Dat is niet erg, want de mijne is tenslotte ook maar een mening. Maar ik hoop toch dat mijn observaties enige voedingsbodem vinden en dat er heel langzaam een wat breder besef groeit van de manier waarop er met de bron van onze liefhebberij wordt omgegaan.

Tijdens de speurtocht op mijn harde schijf en in Spotify bedacht ik me vorige keer al dat luisteren naar muziek voor de meeste mensen waarschijnlijk niets te maken heeft met geluidskwaliteit. Luisteren en horen zijn echt twee heel verschillende dingen… Ik heb er geen studie van gemaakt, maar ik denk dat ik veilig kan stellen dat het 90% van de muziekconsumenten worst zal zijn of muziek goed is opgenomen. Is dat erg? Hmja...absoluut, maar niet omdat ik het ambacht van geluidstechnicus in de verdrukking zie komen.

Maar waarom dan wel? Iemand al een idee? Nee? Goed dan...komtie:

Ik maak me steeds meer zorgen over de manier waarop er met muziek wordt omgegaan vóór we hem aan onze collectie toevoegen. Een groot deel van de muziek uit de mainstream is mijns inziens nooit bedoeld om echt goed te klinken. Dat geldt vandaag als nooit tevoren, maar de kiem hiervan is al in de jaren ’80 gelegd (zie mijn gemopper daarover in het eerste deel). Hoe komt dat dan? Simpel: de uitgevers van al dat moois (ahum…) hebben kennelijk laten uitdokteren dat de consument het helemaal niet belangrijk vindt dat een opname dynamiek, detaillering en diepte heeft. Dat hoor je op de radio namelijk toch niet, en als ze het voor een euro per track downloaden (wat is nou een euro…) en op hun mobiele muziekdoosje beluisteren via goedkope oordopjes horen ze het ook niet. Als er maar een deuntje speelt vinden de meeste mensen het wel best. Kwaliteitsbesef is er nog maar weinig en de reden daarvoor is even simpel als spijtig.

De norm voor geluidskwaliteit op de massamarkt is rond het jaar 2000 vastgezet op het maximale niveau van wat toen redelijk te verkopen was. De eerste downloads van muziek via de iTunes winkel (veruit de meestgebruikte bron van legale muziekdownloads) dateren van vóór de doorbraak van goedkoop breedbandinternet. Dus werden bestanden met een gemakkelijk en snel te downloaden resolutie van 128 kB/s aangeboden. Dat was immers ‘cd-kwaliteit’, zo vertelde de uitvinder van mp3 ons. Dat er bij zulke zwaar gecomprimeerde bestanden boven de 16 kHz niets meer te meten valt is een futiele bijkomstigheid. Radio en slechte oordopjes, weetjewel… Onder druk van de markt verhoogde iTunes in 2007 de bitrate van het door hen zelf ontwikkelde AAC bestandsformaat naar 256 kB/s, waar in theorie een frequentiebereik tot pakweg 18,5 kHz mee te realiseren is. Beter, maar nog steeds beperkt.

 

2012_mp3_256 De track Some People, van het album Come Home To Mama van Martha Wainwright (2012) in een mp3-resolutie van 256kB/s. Hier is duidelijk te zien dat het signaal nauwelijks informatie meer bevat boven de 18.500 Hz.

 

Sindsdien heeft Apple zich nooit meer geroepen gevoeld om de bitrate, conform de ontwikkelingen in bandbreedte en opslagcapaciteit, nogmaals te verhogen. Dat komt omdat de 400 miljoen gebruikers die iTunes tegenwoordig heeft nu eenmaal een interessantere doelgroep vormen dan de veel kleinere groep audiofielen die weten dat 256 kB/s nog steeds geen cd-kwaliteit is.

 

2012_flac Dezelfde track, maar nu in het verliesvrije Flac-formaat. Bij exact dezelfde frequentie-analyse laat het spectrum niet alleen een geleidelijker verloop in de hoge frequenties zien, maar ook aanzienlijk meer signaal boven de 18.500 Hz.

 

Het is een zorgelijke ontwikkeling dat steeds minder mensen nog oor hebben voor geluidskwaliteit. Omdat de grootste gemene deler nu eenmaal de maatstaf is, en die eerder genoemde 400 miljoen iTunes gebruikers blijkbaar tevreden zijn met gecomprimeerde bestanden, doemt bij mij het schrikbeeld op dat er aan de opnamekant ook steeds minder aandacht voor de geluidskwaliteit zal komen. Ik ben niet de enige die zich daar zorgen over maakt en er vinden op engineers-niveau al discussies over plaats, maar of die ooit vruchten zullen afwerpen is koffiedik kijken. Maar goed, dat gezegd hebbende (de les is voorbij hoor, de achterste rijen kunnen de ogen weer opendoen…) zijn er gelukkig nog genoeg albums te vinden die wel degelijk met vakmanschap en liefde voor muziek én geluidskwaliteit in elkaar zijn gezet. Dat het daarbij in mijn verhaaltjes opvallend vaak om oudere albums draait heeft meer met mijn leeftijd te maken dan met de hedendaagse praktijk. Misschien dat ik in deel drie of vier eens naar albums van de laatste vijf jaar ga luisteren...maar nu eerst deel twee.

Zoals gewoonlijk kun je op de albumhoes of de naam klikken om het album in Spotify te beluisteren. Vind je het (net als ik) te gek klinken, druk dan niet gedachteloos op de downloadknop in Spotify, maar zoek de originele cd (of lp) of in elk geval een ongecomprimeerd bestand.

 

roxymusic_150Roxy Music – Avalon 

Iedereen die na 1982 zijn eerste klassefeestjes had zal zich hét moment van de avond herinneren: Avalon van Roxy Music als schuifelplaat. Dichter bij je heimelijke liefde zijn was niet mogelijk. De mystieke titel deed denken aan de legendes van Koning Arthur (wie kent hem niet…) en het zwoele ritme en de zo mogelijk nog zwoelere stem van Bryan Ferry deden de rest. Avalon (niet alleen het nummer, maar ook het album) had muzikaal echter meer pretenties dan tekstueel. De stijl van Roxy Music was op het laatste album dat ze maakten geheel uitgekristalliseerd. Wat ooit begon als een opwindende mix van Amerikaans getinte soul en rammelige, experimentele elektronische rock had zich in de loop van tien jaar (en een hele trits personeelswisselingen) naar de verfijnde artrock van dit album ontwikkeld. Als je denkt dat de gelijknamige hit de sfeer van het album definieert heb je het mis. Je krijgt een keur aan gesofisticeerde popmuziek voorgeschoteld, waarin de verwende muziekliefhebber zich heerlijk kan verliezen. De teksten zijn lichtelijk pathetisch, maar de muziek en de productie zijn wat mij betreft van tijdloze klasse. Recording engineer van dienst was ene Bob Clearmountain. De mengtafelkunsten die hij vanuit zijn New Yorkse studio The Power Station liet horen staan onder audiofielen nog steeds in hoog aanzien en de naam van de mastering engineer, Robert C. Ludwig (Bob voor vrienden), wordt bijna fluisterend uitgesproken. Zij lieten Avalon warm en dynamisch klinken, met een heerlijk ruimtelijk beeld en veel detail zonder opdringerig te worden. Geheimtip: op vinyl klinkt hij nóg mooier, maar ook de cd is zeer goed van klank. Tweede geheimtip: als je voor vinyl gaat, koop dan een originele persing laat de heruitgave voor wat hij is... Wil je hem op cd, zoek dan juist de latere HDCD remaster (uit 1992), die is namelijk door Bob Ludwig zelf gedaan en klinkt nog rijker.

joejackson_150Joe Jackson – Body And Soul

Ellen woonde in een studentenhuis om de hoek. Ze was lang en blond, had grote grijze ogen met zo'n donker randje om de iris en rook naar fijne zeep en wasverzachter. We deden dezelfde studie en ik was hevig (en heimelijk, zoals het een heer betaamt) verliefd op haar. We fietsten vaak samen naar de universiteit en onderweg praatten we over onze favoriete muziek. Ik vermoed dat mijn amoureuze verdwaasdheid mede te maken had met heer brede en uitstekende muzieksmaak. Een vrouw met een grote platencollectie… Het is een cliché, maar zo vaak maak je dat niet mee. Haar favoriete artiest was Joe Jackson. Ik kende die naam wel, maar ik had nog nooit naar zijn muziek geluisterd. Het cassettebandje dat mijn blonde muze me op een ochtend in de hand drukte heb ik nog steeds. Op kant A stond Night and Day uit 1982 en op kant B had ze Body and Soul opgenomen. Dit muzikale tweeluik was in hoge mate mede-bepalend voor de grote muzikale ontwikkeling die ik in mijn studententijd doormaakte, want sindsdien zag ik ‘het album’ meer als thematisch geheel en minder als verzameling losse nummers. De muzikale stijl van Body and Soul is lekker los, de songs zijn knap in elkaar gezet met elementen van Jazz, Soul en Latin en het hele album ademt op de een of andere manier heel erg de sfeer van hoe ik me New York voorstel. Muzikale hoogtepunten zijn er genoeg, maar luister wat mij betreft vooral naar het bloedstollend mooie, instrumentale Loisaida, het opbeurende duet Happy Ending met bloemenkind Elaine Caswell, de hartverscheurende ballad Be My Number Two (als de band op 3’10 invalt gaat bij mij de kraan open) en de laatste track (Heart Of Ice) die met een enkele hi-hat begint en net als Ravel’s Boléro in een donderend crescendo eindigt. De opname is zeer dynamisch, natuurlijk van kleur en bijzonder weids en ruimtelijk, alsof de opname in één keer gedaan is met de band op een echt podium en slechts twee microfoons die hoog stonden opgesteld. Hoe het tegenwoordig met Ellen gaat weet ik niet, maar Meneer Jackson en ik zijn nog steeds vrienden, al heeft hij daar (net als Ellen destijds) geen weet van. Verrukkelijke plaat, zoete herinnering…

thebluenile_150The Blue Nile – A Walk Across the Rooftops - Deluxe Edition

Dit album kent een merkwaardige geschiedenis. Schotse audiofabrikant Linn bezoekt een opnamestudio die is uitgerust met hun apparatuur, hoort daar de demo van een onbekend lokaal bandje en is zo onder de indruk dat ze hen een contract aanbieden op het Linn Music label dat ze op dat moment aan het oprichten zijn. Met een ‘de rest is geschiedenis’-happy end als gevolg. Het draagt alleen maar bij aan de bijzondere sfeer die dit nogal mediaschuwe trio op hun debuut A Walk Across The Rooftops laat horen. Ik kan me de eerste keer nog herinneren dat ik de single Tinsel-town In The Rain voor het eerst op de radio hoorde. Ik werd onmiddellijk gegrepen door de licht beklemmende melancholie die er uit sprak, en door het wat onvaste maar betoverende stemgeluid van frontman-tegen-wil-en-dank Paul Buchanan. Het blijft boeien, van het intro van de gelijknamige titeltrack, waarbij nooit twee verschillende instrumenten tegelijk te horen zijn, via het spaarzaam met synthesizer-arpeggio’s ingevulde en daardoor nogal vervreemdende From Rags To Riches en het ontroerende Easter Parade, tot de bijna industriële percussie in Automobile Noise. Dit is wat mij betreft één van die zeldzame albums die geen enkel zwak moment heeft. Wat me later, toen ik de elpee op een betere geluidsinstallatie draaide, pas opviel was de bijzondere opname en de zeer goede geluidskwaliteit. De band, die nooit een geheim gemaakt heeft van haar relatief beperkte vaardigheid om muziekinstrumenten te bespelen, vertrouwt op veel elektronica en een drummachine, maar levert desondanks een handvol liefdevol gearrangeerde melodieën af, die je van de eerste tot de laatste noot in hun greep houden. Het is een droevig-optimistisch album dat zijn plaats in het audiofiele pantheon nog steeds verdient. Niet omdat het een Linn opname is, maar omdat er aandacht is besteed aan de geluidskwaliteit zonder de muzikale boodschap uit het oog te verliezen. De Deluxe Edition die ik hier aanbeveel heeft niet alleen een aanzienlijk betere klank dan de eerste uitgave op cd, maar er zijn ook een aantal interessante alternatieve versies en niet eerder uitgebrachte tracks toegevoegd. Verplichte kost wat mij betreft.

talktalk_150Talk Talk – The Colour Of Spring

Er is voor mij geen band die zo duidelijk aantoont dat er in de jaren 80 wel degelijk verfijnde en subliem geproduceerde popmuziek werd gemaakt als Talk Talk. De muzikale evolutie die deze in 1981 in Londen opgerichte band in slechts 10 jaar doormaakte is verbluffend. Hun debuut The Party’s Over stond nog vol met nogal generieke New-Romantic synth-pop die aan het begin van dat muzikaal geplaagde decennium ‘the thing’ was in Groot Brittanië. Goed gemaakt, dat wel, maar verre van origineel. Op hun ‘moeilijke tweede album’ It’s My Life lieten ze echter een bijna avantgardistische experimenteerdrang horen. De vier singles die elkaar in rap tempo opvolgden lieten een nieuwe band horen die complexe arrangementen koppelde aan een uniek eigen geluid, waarin het kenmerkende hoge timbre van zanger Mark Hollis een belangrijk baken vormde. Het was een coherent album dat volwassenheid uitstraalde, en waar platenmaatschappij EMI handenwrijvend de revenuen van zag binnenstromen. De band was echter niet te stoppen in hun vooruitstrevendheid. De hier besproken opvolger The Colour Of Spring leverde dan wel drie singles af, het begon ook langzaam duidelijk te worden dat Talk Talk meer in albums dan in hits dacht. De twee meesterwerken die hierna kwamen (Spirit Of Eden en Laughing Stock) behoren mijn inziens tot het fraaiste dat de Britse popmuziek ooit heeft voortgebracht, maar commercieel gezien tekende de band er het eigen doodvonnis mee. Teleurgesteld in de ‘artistieke houding’ van de band en hun aperte weigering om hits te produceren degradeerde EMI het album Spirit Of Eden naar het sublabel Parlophone, en de zwanenzang Laughing Stock werd zelfs bij een ander label uitgebracht (in Europa op Verve, in Amerika op Polydor). The Colour Of Spring vormt de schakel tussen deze twee periodes en laat het beste van twee werelden horen, al zijn de singles duidelijk anders geproduceerd dan de albumtracks, die daarom in lichte mate mijn voorkeur hebben. De opnamekwaliteit van het geheel is echter opmerkelijk goed, open en dynamisch, maar wil per persing (op vinyl én cd) nog wel eens wat verschillen. Hoewel de geremasterde versie op cd wat meer detail laat horen is de originele in Europa geproduceerde versie warmer en intiemer. Beide versies zitten in mijn collectie, want ik wil ze geen van beiden missen. Net als de Engelse persing op vinyl, die van alle versies die ik ken het warmst klinkt. Maar eigenlijk kun je elke versie gewoon blind aanschaffen. Topalbum, supergoede muziek, geweldige opname. Hebben!

philcollins_150Phil Collins – Face Value

Zeg je Phil Collins, dan denk je aan Genesis; de band waar hij lange tijd deel van uitmaakte. Eerst als drummer die ook achtergrondvocalen voor zijn rekening nam en na het vertrek van frontman Peter Gabriel (en ruim vierhonderd mislukte audities later) als drummer die ook de zang deed. Over zijn kwaliteit als nieuwe leadzanger van Genesis zijn de meningen verdeeld, maar ik denk dat de nieuwe muzikale koers die de band onder zijn ‘leiding’ ging varen daar meer debet aan is dan zijn vocale prestaties. Hoewel… Na vijf Genesis-albums als zanger achtte hij in 1981 de tijd rijp om een soloplaat te maken. Toen vervolgens de single In The Air Tonight overal ter wereld op 1 belandde wisten we het zeker: Collins was beter zonder Genesis. Dat bleek echter in toenemende mate een kwestie van smaak… Want terwijl Genesis gestaag redelijk goede albums bleef uitbrengen verzandde het oeuvre van Collins in een aaneenschakeling van grotendeels slappe pophits die om redenen die mij geheel duister zijn een immense populariteit verwierven. Ik ben hem na Face Value dan ook vrij snel uit het oog verloren. Dat neemt niet weg dat er op dit eerste solo-album veel te genieten valt. Het is een album waarop Collins aantoont dat hij een staalkaart aan stijlen beheerst. Van mysterieuze powerballads (In The Air Tonight) tot swingende Blue-Eyed Soul (Behind The Lines en I Missed Again) en van folky Americana (The Roof Is Leaking) tot pure psychedelica (Droned, en een verrukkelijke cover van Tomorrow Never Knows). Dat klinkt als een lappendeken, maar op de een of andere manier werkt het geweldig en luister ik het album steeds met veel plezier van begin tot eind. Wat daarbij helpt is de fraaie, soms wat droge registratie, die alle klanken en timbres mooi in proportie naast en achter elkaar plaatst. Ook weer zo’n plaat waaraan het meeste (zo niet alles) eigenlijk wel klopt. Een fraai opgenomen klassieker dus. Bezit van de originele persing op vinyl is een absolute must, daarnaast is het een poging waard om de gelimiteerde remaster van Steve Hoffman uit 2010 op de Audio Fidelity gold-disc nog ergens op de kop te tikken (ik zeg: Discogs). Die klinkt van alle digitale verdoekingen veruit het best, hoewel de gewone Atlantic persing ook niet slecht is.